Ripon: Cathedral Church of St Peter and St Wilfrid
Zoals zoveel kathedralen is ook die in Ripon begonnen als kloosterkerk. St Wilfrid was abt van het klooster en was, volgens de analen, tevens bisschop en staatsman van het 7e-eeuwse Northumbria. Van dit klooster is niets meer over. Interessant om te weten is dat Wilfrid een leerling had, genaamd Willibrord. Deze stond aan de wieg van de kerstening van de Lage Landen en die we in Nederland kennen als eerste bisschop van Utrecht.
Tussen 1862 en 1870 is er onder leiding van de architect George Gilbert Scott een ingrijpende renovatie plaats gevonden. Veel oude (en vervallen) onderdelen werden naar 19e -eeuws inzicht vervangen (zie het plafond van de toren en het zuidertransept).
Naast het grote orgel bezit de kathedraal een klein koororgel dat zeer geschikt is voor oude muziek. Vandaar dat we hier in de evensong “Teach me O Lord” van William Byrd zingen.
Waar kun je op letten:
- Aan de buitenzijde heeft de kathedraal drie torens, één op het kruispunt van het middenschip met de beide transepten en twee aan de uiteinden van het west front. Alle drie de torens zijn stomp. Toch hebben ze alle drie een hoge punten torenspits (spire) gehad, gemaakt van hout en lood. In 1660 is in een hevige storm de spits van de middentoren op het koor van de kathedraal gestort, met aanzienlijke schade tot gevolg. Uit voorzorg zijn niet lang daarna ook de beide spitsen aan de westzijde afgebroken
- In de binnenkant van de kathedraal kun je zien dat de toren op het kruispunt van het middenschip en de twee transepten twee ronde bogen (arcades) en twee spitsbogen heeft. De ronde bogen, uit de 12e eeuw, representeren de Norman (Romaanse) bouwstijl. Toen in de 16e eeuw een deel van de toren moest worden vervangen vanwege een gedeeltelijke instorting zijn de ronde bogen vervangen door de in die tijd gebruikte spitsbogen (Perpendicular). Deze aanpassing in de toren is nooit afgemaakt, met dit voorbeeld van twee verschillende bouwstijlen in één torengewelf als gevolg
- Net als in Beverley bezit de kathedraal in Ripon bijzondere “misericords”. De afbeeldingen beelden lang niet allemaal een religieus tafereel uit. Aangezien de houten reliëfs verborgen waren onder het zitgedeelte konden de kunstenaars zich uitleven in allerlei bloem- en plantenmotieven. Maar ook dieren en zelfs gedrochten zonder hoofd zijn op de misericords – 34 in totaal – terug te vinden
- Het koorgedeelte is van het middenschip afgesloten door een groot koorhek (rootscreen) met bovenop een orgel. Het koorhek stamt uit de 15e
eeuw. De gekleurde beelden zijn er in 1940 in geplaatst. Als je in het koorgedeelte omhoog kijkt in de richting van het orgel zie je een hand steken uit het gedeelte waar de organist zit. Via een hefboom kon met deze hand de maat worden aangegeven. Het mechanisme is nog steeds intact
- Een elegante metalen preekstoel uit 1910
- Een crypte uit de 7e eeuw waar ooit het graf van St Wilfrid heeft gestaan.
https://www.riponcathedral.org.uk/music/#section-cathedral-choir
Kathedralen in Engeland
Een kathedraal ontleent zijn naam niet aan het feit dat het een grote en majestueuze kerk betreft. Het is dat bijna altijd wel, maar dat is geen voorwaarde. De naam kathedraal komt van het Griekse woord Cathedra dat staat voor “zetel”. Een kathedraal is een bisschopskerk en huist de zetel van de bisschop. Durham, Ripon en Newcastle zijn in die betekenis kathedralen. Beverly heeft dat niet en is derhalve, ondanks dat het een kerkgebouw is met kathedrale allures, een gewone parochiekerk.
In tegenstelling tot de huidige staat van de kathedralen was de middeleeuwse kathedraal veelkleurig, zowel van binnen als van buiten. De beelden in het westportaal alsook de fresco’s en glas-in-lood ramen waren een manier om aan de veelal ongeletterde kerkbezoeker het verhaal van God en zijn kerk te vertellen.
De opvallendste verschillen met de Franse kathedralen is het feit dat in Frankrijk de kathedralen vooral hoog zijn en in Engeland vooral laag en lang. Een tweede verschil is dat in Frankrijk de kathedralen aan de oostzijde een halve cirkel of kooromgang hebben met een stralenkrans van kapellen. In Engeland eindigt de oostzijde bijna altijd met een recht einde, vaak aangevuld met een Mariakapel (The Lady Chapel)
Wanneer een kathedraal de naam “Minster” heeft (York Minster; Beverly Minster) duidt dat op een eerder bestaan als abdijkerk. (Alhoewel dat niet overal consequent wordt toegepast. Zo is Durham Cathedral van oorsprong een Benedictijner kloosterkerk geweest).
Eén van de gevolgen van de afscheiding van de Katholieke Kerk was dat Hendrik VIII zich alle bezittingen en landerijen van de veelal rijke kloosters in beslag nam en de overvloedige inkomsten zichzelf toe-eigende. Als treurige getuigenis hiervan vind je in heel Engeland nog de vele ruïnes van voormalige kloostercomplexen. Sommige kloosterkerken overleefden deze “dissolution of the monastries” en kregen een bisschopszetel toegekend.
Zij gingen verder door het leven als kathedraal.
Ook in Engeland hebben veel kerken geleden als gevolg van vernielingen in de Engelse equivalent van de beeldenstorm. De periode tussen 1646 en 1659 wordt de Commonwealth genoemd. Het is de enige periode in de Engelse geschiedenis waarin na een bloedige burgeroorlog de koning plaats moest maken voor de puriteinse Lord Protector Oliver Cromwell. Hij schafte het parlement af en voerde feitelijk als alleenheerser een streng en sober beleid waarbij alles dat deed herinneren aan de katholieke tijd, zoals beelden en muurschilderingen, moesten verdwijnen.
In de 19e eeuw (Victoriaanse tijdperk) verkeerden veel kathedralen in deplorabele toestand. Dankzij de hernieuwde belangstelling voor het verleden in wat wel een “Gothic revival” wordt genoemd zijn veel kathedralen voor definitief verval gered en gerestaureerd. Architect George Gilbert Scott accepteerde veel restauratieopdrachten. Veel van zijn restauraties zijn echter ingegeven door een romantisch, sprookjesachtig beeld hoe een kathedraal er in de 13e en 14e eeuw uit had moeten zien. Resultaat is dat er veel oorspronkelijke onderdelen en decoraties zijn verwijderd en vervangen op een manier die bepaald niet stijl eigen genoemd kan worden. Er zijn stemmen die zelfs oordelen dat “victorian restaurations must be regarded as vandalism”.
Bouwstijlen
De tijd waarin de grote kathedralen zijn gebouwd wordt in 4 periodes verdeeld:
Norman 1066 – 1200
Early English 1175 – 1250
Decorated 1250 – 1350
Perpendicular 1350 – 1540
Er is bijna geen enkele kathedraal die echt in één bouwstijl is gebouwd. De lange tijd die de bouw van een kathedraal in beslag nam maakt dat meerdere bouwstijlen in één kathedraal terug te vinden zijn. Ook zijn kathedralen in de loop van de tijd beschadigd geraakt of zelfs gedeeltelijk herbouwd wat de aanwezigheid van verschillende bouwstijlen verklaart.
Bij de bouw werd meestal begonnen aan de westzijde, vandaar dat daar vaak de oudste bouwstijlen te herkennen zijn.
- Norman of Romaanse stijl
Deze stijl valt op door de dikke muren met kleine ramen, en in de kerk halfronde bogen en massieve pilaren. Kerken die in deze stijl zijn gebouwd roepen vaak de associatie op van een vesting. De kathedraal in Durham is een goed voorbeeld van deze bouwstijl.
- Gotische stijl
De drie volgende stijlen kunnen allen worden geordend onder de verzamelnaam gotiek:
Early English – Decorated – Perpendicular. Deze drie stijlen zijn typisch voor Engelse kathedralen.
De gotiek is een bouwstijl die begin 12e eeuw in Frankrijk ontstond. Een opvolger van de Romaanse bouwkunst. Belangrijke aspecten van deze nieuwe bouwstijl zijn de nieuwe constructiemethodes. De dragende functie van de muur die de massa van de overspanning droeg, verviel. Deze functie werd overgenomen door ribben, zuilen en steunberen. Hierdoor kon men veel meer in de hoogte bouwen en konden muren van grote vensters worden voorzien.
De verschillen tussen deze bouwstijlen is o.a. goed te zien in de decoratie van de vensters.
Spitsbogen waren kenmerkende elementen uit de Engelse Gotiek. Deze veranderden door de eeuwen heen. In de Early English periode waren deze relatief hoog en smal. In de Decorated periode werden deze spitsbogen en vensters breder en voorzien van decoratievere traceringen (maaswerk). Tenslotte werden de spitsbogen in de Perpendicular periode nog breder en versierd met vloeiende lijnen. Men legde vooral de nadruk op verticale lijnen in de versieringen en het bouwwerk zelf.
Een voorbeeld van de Perpendicular stijl is het gewelf in York Minster.
Handige verklarende woordenlijst
- Nave: Middenschip
- Aisle: Zijbeuk
- Arcade: Boog
- Triforium: Nonnengang, galerij zonder ramen
- Clerestory: Lichtbeuk, galerij met ramen
- Vault: Gewelf
- Buttress: Steunbeer
- Gargoyle: Waterspuwer
- Pinnacle: Pinakel